Landschap

Uit Wikikids
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Een landschap is een gebied met een bepaalde uitstraling. Je hebt landschappen die voornamelijk door de mens gevormd zijn. Met een moeilijk woord noemen we dit cultuurlandschappen. Ook zijn er landschappen die door de natuur gevormd zijn, de natuurlandschappen. In Nederland heeft de mens zich zo’n beetje overal wel bemoeid met het landschap. We hebben sloten gegraven, steden gebouwd, bomen geplant of juist gekapt. Kortom, bijna overal in het landschap hebben mensen de natuur veranderd. Maar het oorspronkelijke soort landschap is nog steeds terug te zien. Je kan de heuvels of de rivieren nog steeds terugvinden. Veel landschappen en daarmee de natuur worden tegenwoordig beschermd. Ook heeft men in Europa de Natura 2000-gebieden ingesteld.

Ontstaan

Verschillende landschappen zijn ontstaan doordat er op die plek andere invloeden waren dan op andere plekken. In Nederland zijn verschillende soorten invloeden geweest. Zo hebben ijs, wind, rivieren, de zee en de mensen allemaal invloed gehad. Zo hebben we zand doordat er tijdens een ijstijd een grote gletsjer vanuit Scandinavië naar Nederland kwam die zand voor zich uit duwde. Dit zand is toen het ijs smolt als een heuvel blijven liggen. De wind heeft dit zand, maar ook het zand in de duinen jarenlang naar andere plekken geblazen. Zo heeft elk landschap zijn eigen verhaal.

Verschillende soorten landschappen

Duinlandschap

Duinen op Texel

Het duinlandschap vinden we aan de kust. Het zijn de zanderige heuvels die ons tegen de zee beschermen. Maar ook het strand hoort onder het duinlandschap. Je vindt er hetzelfde zand. Zand bestaat uit grove korrels, waardoor het regenwater en makkelijk tussendoor naar beneden kan lopen. Dit betekent dat de zandgrond in de duinen het water niet lang vasthoudt, en dat maakt het voor planten soms best wel moeilijk om te groeien. En zonder plantenwortels die het zand vasthouden is het voor de wind makkelijk om het zand weg te blazen. Zo verplaatsen de duinen zich steeds een stukje. Hele kleine laagjes zand worden steeds een stukje verder geblazen. Maar de zee spoelt ook weer nieuw zand uit zee het strand op, daardoor worden de duinen dus steeds groter.

Er zijn twee soorten duinen, jonge duinen en oude duinen. De jonge duinen staan aan de zee, de oude duinen zijn wat verder bij de zee vandaan te vinden. De oude duinen liggen er al langer, en daar heeft de wind dus al meer tijd gehad om ze weg te blazen. Ze zijn daarom een stukje lager. Vroeger waren de oude duinen de kust, maar doordat er gedurende duizenden jaren steeds meer zand tegenaan is gelegd door de zee liggen ze nu verder het land in.

Naast het strand en de duinen horen ook de zandplaten onder het duingebied. Denk bijvoorbeeld aan de Waddenzee, waar als je als het eb is over de zandplaten kunt “wadlopen”.

Heuvellandschap

Het heuvellandschap vinden we in Nederland maar op één plekje, in Zuid-Limburg. De heuvels hier zijn veel hoger dan in de rest van het land. Op de heuvels ligt een hele fijne soort klei, dit noemen we löss. Deze löss laat slecht regenwater door, waardoor de grond lange tijd nat blijft. Hierdoor kunnen planten er goed groeien.

Rivierlandschap

Rivierlandschap

Verschillende rivieren uit de bergen verder weg in Europa stromen via Nederland naar de zee toe. Rondom de rivieren ontstaat een landschap door invloed van de rivier. De rivieren nemen fijne deeltjes zand en klei met zich mee. Dit spoelt de zee in, en zoals we eerder hebben gelezen komt dat zand uiteindelijk op het strand en in de duinen te liggen. De klei komt voornamelijk op de bodem van de zee te liggen. Maar als een rivier overstroomt, dan komt de klei op de grond te liggen. Zo is er rondom de rivieren veel “rivierklei” te vinden in de grond.

Rivieren veranderen na zo’n overstroming soms van ligging, waardoor oude stukken rivier droog komen te staan. Zo ontstaan er een soort kleine heuvels in het landschap, waardoor het niet helemaal vlak meer is.

Mensen hebben om de rivieren heen dijken gebouwd, om ervoor te zorgen dat ze niet meer kunnen overstromen. Langs de rivier ligt vaak een kleine dijk, en dan zijn er grote grasvelden. Op deze grasvelden kunnen boeren hun vee laten grazen. Achter deze grasvelden zijn grotere dijken, waar de rivier zelfs bij de grootste overstroming niet overheen komt. De grasvelden die nog wel kunnen overstromen worden de uiterwaarden genoemd.  

Zeekleilandschap

In Nederland vinden we veel gebieden met zeeklei in de bodem. Dat klinkt misschien een beetje gek, want dat hoort toch op de bodem van de zee thuis? Dat klopt! Honderden jaren terug waren deze plekken dan ook nog gewoon zee. Door dijken in de zee te bouwen en het water met behulp van molens weg te pompen zijn de polders gemaakt. Deze stukken grond liggen dus onder zeeniveau, en worden drooggehouden doordat de dijken de zee terughouden. De zeekleilandschappen zijn heel erg plat, omdat de bodem van de zee ook plat was.

Kenmerkend voor veengebied zijn de vele slootjes en meren

Veenlandschap

Het veenlandschap in Nederland is in twee delen onder te delen, het hoogveen en het laagveen. Maar wat is veen eigenlijk? Veen is een bodem die bestaat uit plantenresten die daar zolang gelegen hebben dat ze onderdeel van de grond zijn uitgaan maken. Op de plekken waar nu veen gevonden wordt was eerst een moeras, waar planten die afstierven onder ladingen andere planten en water kwamen te liggen. Hierdoor kon er geen zuurstof meer bij komen, wat tot gevolg had dat de planten niet op de normale manier afgebroken werden. Hierdoor ontstond veen. Het verschil in hoogveen en laagveen is hoe het ontstaan is. Het laagveen is ontstaan met behulp van grondwater, en hoogveen ligt hoger waardoor het grondwater geen invloed had. Het hoogveen is ontstaan met behulp van regenwater.

Het veen bleek als je het droogde in de brand te steken te zijn, in de vorm van turf. Hiermee kon je vroeger je huis warm stoken. Om ervoor te zorgen dat er genoeg turf was voor iedereen werd veen uit de grond gehaald, en op akkers gelegd om te drogen. Op de plekken waar het veen weggehaald werd kwam het grondwater al snel zo hoog te staan dat er sloten ontstonden. Soms braken de stukjes land tussen de sloten af, waardoor de sloten breder werden. Soms zelf zo breed dat er hele meren ontstonden, zoals bijvoorbeeld de Loosdrechtse Plassen.

De heide, een voorbeeld van een landschap op zandbodem

Zandlandschap

Het zandlandschap lijkt wel een beetje op het duinlandschap. Alleen komt dit zand niet alleen aan de kust voor. Het zand in het zandlandschap is hierheen geduwd door een grote gletsjer, in de één na laatste ijstijd. Uit Scandinavië kwam een stuk ijs langzaam onze kant op, en het duwde een lading zand voor zich uit. Toen het ijs ging smelten bleef het zand liggen, in de vorm van heuvels in bijvoorbeeld Utrecht of de Veluwe.

Het zandlandschap kan nat of droog zijn. Droge zandlandschappen zijn bijvoorbeeld de heide. Doordat boeren jarenlang hun schapen planten lieten eten op bepaalde plekken ontstonden gebieden waar het kaal gegeten was. Zonder plantenwortels werd water niet meer vastgehouden, en zo ontstonden zandvlaktes waar niets meer wilde groeien. Op andere plekken, bijvoorbeeld op de wat hoger gelegen gebieden, werd mest van de schapen gebruikt om met het zand te vermengen zodat ze er juist dingen konden laten groeien. Hier droogde de grond niet uit, waardoor er van alles kon groeien.

Slagenlandschap

Luchtfoto van Rouveen bij Staphorst

Vooral West Nederland maar ook wel in Friesland, Groningen en Overijssel komen de bekende weidegebieden voor met daartussen de vele sloten. De tussen de sloten gelegen weilanden noem je een kavel of strook. Ook wel een slag genoemd (in Zuid-Holland was deze gewoonlijk 1600 meter lang en 96 meter breed). Dus een slagenlandschap wordt ook wel een strokenlandschap genoemd. Je ziet het vaak gecombineerd met het veenlandschap (wat meer een laagveenlandschap is) waarbij ook met slagen werd gewerkt. Het is dan ook vaak het gevolg van hoogveen-ontginningen. Vanaf een oeverwal (ophoging) waarover een weg of pad werd aangelegd, groef men de sloten die voor de ontwatering zorgden. In sommige van deze gebieden (bijvoorbeeld rond Gouda) ontstaan tegenwoordig problemen met verzakkingen van de grond, door inklinking. Hierbij is er zoveel water uit de turfachtige grond verdwenen dat deze in elkaar zakt.

Door de hiervoor genoemde ontginningsmethode ontstonden langs de oeverwallen of wegen lintvormige nederzettingen (lintdorpen) of streekdorpen. Dat is goed te zien op de foto van Rouwveen.

Eslandschap

Bolle es bij Breedevoort

Essen, enken of engen kom je vooral tegen op de wat hoger gelegen en zandige gronden (zie ook zandlandschap). Voorbeelden zijn het Gooi, Veluwe, Salland, Achterhoek, Twente, de akkers in Noord-Brabant, velden in Limburg of kouter in Vlaanderen.

Essen worden gekenmerkt door een nederzetting of dorp omgeven door akkergronden, weidegronden (meenten) en heide. Midden in het esdorp was er een vijver waar de schapen gewassen konden worden. Veelal lag deze in een driehoek van wegen, de kerk en een herberg en verder een waterpomp, de boerderijen en kleine winkeltjes. Deze plek heet vaak de brink.

De koeien liepen in de zomer in de weiden en de schapen op de heide. In de winter gingen die op stal. De potstal. Door op de mest van het vee stro en geknipte of plaggen heide te strooien en deze telkens weer te laten bedekken door mest kwam het vee steeds hoger in de stal te staan, soms wel met hun rug tegen het dak. In het voorjaar werd de stal leeggeschept en werd het mengsel van stro, heidestrooisel en mest uitgereden over de zandige landbouwgronden, die op den duur steeds een stukje hoger en bol werden. Vaak kom je rondom het dorp stukjes of stroken bos tegen. De boer haalde hier het hout uit voor allerlei gebruiksvoorwerpen als hekken, palen, stelen voor de scheppen en bezems enzovoorts. Dit werd geriefhout genoemd.

Op plekken waar teveel heide werd gestoken voor de potstal, konden zandverstuivingen ontstaan. De afgegraven heide hield de (arme, gele) ondergrond niet meer vast en bij stevige wind waaide dit weg. Het worden duinen midden in het land (bijvoorbeeld op de Veluwe, en in Brabant bij Loon op Zand).

Vaak tref je in en rond esdorpen straatnamen aan als Schapendrift, Meentweg en Brinkweg of Brink.

Een voorbeeld van het behoud van dit type landschap is dat van het Goois Natuurreservaat.

Coulisselandschap

Rivier de Regge met doorkijkjes

Dit landschap lijkt veel op het eslandschap. Het is een halfopen landschap dat wordt gekenmerkt door een lappendeken van kleine onregelmatige akkertjes en weilandjes die worden afgeschermd door heggen, houtwallen of muurtjes. De hagen en houtwallen zijn typerend met meidoorn, sleedoorn, olmen (iepen) en eiken. Niet alleen handig voor het geriefhout, maar ook als veekering (in plaats van prikkeldraad). Ook vogels en andere beestjes scharrelen er graag in rond.

Door de beplanting en bebouwing heeft dergelijk landschap het karakter van een toneel met coulissen (gordijnen aan de zijkant van het toneel), vandaar de benaming "coulisselandschap". Tijdens een gang door een coulisselandschap zie je hierachter landschaps-onderdelen verdwijnen en even later weer verschijnen. Boerderijtjes liggen meer verspreid dan bij het eslandschap. Je vindt het coulisselandschap onder andere in Twente, Gelderse Vallei, Salland, Achterhoek, Friese Wouden, Noord Frankrijk en Engeland.

Door de ruilverkaveling zijn veel van deze veldjes en akkertjes samengevoegd waardoor het afwisselende effect is verdwenen. Ook de in dit landschap aanwezige kronkelende beekjes zijn meer recht gemaakt. Tegenwoordig merkt men dat een dergelijke ingreep slecht is voor het landschap en de biodiversiteit. Beken krijgen soms hun oude kronkelende loop terug.

Afkomstig van Wikikids , de interactieve Nederlandstalige Internet-encyclopedie voor en door kinderen. "https://wikikids.nl/index.php?title=Landschap&oldid=867279"